Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

 

Artikel 6
1
Geen recht op uitkering ontstaat, zolang het bedrijf of beroep door de zelfstandige en de echtgenoot niet is beëindigd.
2
Geen recht op uitkering heeft de gewezen zelfstandige die:
a
zelf dan wel van wie de echtgenoot de arbeid in bedrijf of beroep hervat of aanvangt;
b
buiten Nederland woont of aldaar anders dan tijdelijk verblijf houdt;
c
niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
d
rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
e
onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet of die met die persoon gehuwd is, ter hoogte van het bedrag van het verlies van inkomen uit arbeid als gevolg van het genieten van dat verlof, tenzij belanghebbende alleenstaande ouder is en hij verlof geniet als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg.
3
Geen recht op uitkering heeft de echtgenoot, indien ten aanzien van deze, dan wel ten aanzien van de gewezen zelfstandige zich een omstandigheid voordoet als omschreven in het tweede lid. Indien zich ten aanzien van de echtgenoot een omstandigheid voordoet als omschreven in het tweede lid, onderdelen b, c en d, wordt de gewezen zelfstandige aangemerkt als alleenstaande.
4
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat hier te lande verblijvende vreemdelingen, anders dan die bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 recht op uitkering hebben, onverminderd de overige vereisten voor dat recht:
a
ter uitvoering van een verdrag dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, of
b
vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.
5
Het tweede lid, onderdeel d, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •